Jenneke Koopman is senior-adviseur en programma-manager bij Spiekr. ‘Als je merkt dat kinderen opvallend gedrag vertonen, zou dit voor jou altijd een signaal moeten zijn om verder te kijken. Achter dit gedrag ligt namelijk een behoefte. Toch is er soms te weinig tijd om echt na te gaan wat deze kinderen je nu eigenlijk echt vertellen. In plaats van te kijken naar wat ze nodig hebben, verval je dan in het corrigeren van de kinderen.’
Meedenken, meebeslissen en meedoen
Volgens Koopman kun je een hele leuke middag met de kinderen beleven als je ze laat meedenken, meebeslissen en meedoen op de groep: Kinderparticipatie dus. ‘Vraag aan de kinderen welke activiteiten ze op de groep willen doen en wat ze zouden willen veranderen. Toch is er één ding wat heel handig is om te doen voordat je hieraan begint. Maak in je hoofd een lijstje van het soort kinderen dat je op de groep hebt. Grofweg kun je ze namelijk indelen in vier groepen. Natuurlijk is niet ieder kind hetzelfde, maar het is interessant om te kijken naar de manier waarop kinderen spelen, participeren en over welke kwaliteiten ze beschikken. De vier speelstijlen waar ik het over heb zijn: de rouwer, de douwer, de bouwer en de schouwer.’
Rouwer, douwer, bouwer en schouwer
Een rouwer heeft ruimte nodig. Meestal zijn het energieke kinderen die niet veel geduld hebben. Ze leren door te doen. Hun enorme kwaliteit ligt erin dat ze erg dapper zijn en nieuwe dingen niet uit de weg gaan.
Een douwer gaat graag zelf op onderzoek uit en verkent het liefst de wereld om hem heen. Hij is vastberaden en nieuwsgierig naar veel verschillende dingen. Het zijn doorzetters die niet snel opgeven en blijven proberen tot ze alles begrijpen. Zodra ze een activiteit volledig onder de knie hebben, zoeken ze alweer naar een nieuwe uitdaging om te verkennen.
Een bouwer is altijd bezig en kan zich met allerlei activiteiten vermaken. Hij verwelkomt iedereen om mee te doen, maar hij is degene die alles organiseert en ervoor zorgt dat iedereen een rol heeft. Hij toont graag zijn vaardigheden en wil graag worden gezien. Hij vindt het fijn als zijn kwaliteiten worden herkend.
Een schouwer speelt soms met vrienden, maar geniet ook van momenten alleen. Het zijn goede luisteraars, vol fantasie en doorgaans erg gevoelig – ware dromers. Tevens kunnen veel schouwers erg goed analyseren en luisteren.
Volgens Koopman is het niet zo dat je de kinderen in iedere setting steeds in dezelfde categorie kunt plaatsen. ‘Het kan zijn dat een kind in de klas meer een schouwer is, maar op de voetbalvereniging een douwer.’
Zelf een activiteit organiseren
Volgens Koopman kun je de kinderen het beste laten meebeslissen, meedenken en meedoen als je kijkt naar hun behoeftes en inzet op hun eigen kwaliteiten. ‘De bouwer heeft namelijk niet dezelfde behoeften als de schouwer. De bouwer wil graag zelf een activiteit bedenken en zal het soms niet waarderen als dit al voor hem of haar is gedaan. Bouwers zijn heel goed in het bedenken van activiteiten, dus laat ze dan de leiding nemen. Maak het kleiner voor ze en biedt kaders aan. Leg uit dat het spel op de bso of in de buurt moet plaatsvinden. Misschien kun je ook vertellen welk budget ze hebben. Je zult zien dat er op deze manier vaak ontzettend originele activiteiten worden verzonnen.
Laat de douwers de voorbereidingen voor de activiteit treffen. Douwers willen lekker aan de slag, dus laat ze de kookspullen uit de keuken halen of neem ze mee naar de supermarkt.
Wordt er een toneelstuk georganiseerd? Dan vindt een schouwer het meestal niet leuk om op het podium te staan. Liever zouden ze op afstand een mooie bijdrage willen leveren. Laat de schouwers een mooi decor maken of de muziek regelen. Schouwers zijn soms wat stil en verlegen. Maar komen bij één op één contact helemaal tot bloei. Bijvoorbeeld als ze helpen met het schillen van het fruit of als ze de tafel dekken. Iedereen heeft zo zijn kwaliteiten en door dit goed te organiseren kun je kinderen echt in hun eigen kracht zetten.’
Kijk over je eigen grenzen heen
Deze manier van werken vraagt volgens Koopman wel van de professional om meer buiten de begaande paden te werken. ‘Het zou kunnen zijn dat je een groep hebt met veel drukke jongens die zich fysiek aan elkaar willen meten en de behoefte hebben aan stoeien. Probeer dan een plek voor ze te creëren waar ze dat kunnen doen. Ik heb wel eens pedagogisch professional begeleidt die dit moeilijk vond. Het ging een beetje over haar eigen grenzen heen. Toch maakte ze afspraken met de kinderen wanneer ze konden stoeien en legde ze speciaal daarvoor een mat neer. Uiteindelijk was ze echt blij dat ze dit had gedaan. De kinderen voelden zich namelijk gehoord en hierdoor heerste er een harmonieuzere sfeer op de groep.’
Volgens Koopman is het goed om na te gaan waarom je bepaalde dingen eigenlijk verbiedt. ‘Neem bijvoorbeeld het eetmoment. Misschien verloopt dat wel erg onrustig en hebben de kinderen op dat moment wel meer behoefte aan lekker buiten spelen. Je zou kunnen nadenken of je dit moment niet op een andere manier kunt indelen. Misschien kun je wat later gaan eten of laat je de kinderen crackers en fruit pakken wanneer ze willen. Dat doet echt heel veel voor hun gevoel van autonomie.’